woensdag 31 augustus 2011

nootfiguren


een innige relatie tussen hazelnoot, snuitkever: hazelnootboorder (Curculio nucum) en z'n parasietje uit de familie Ichneumonidae, Tersilochinae genus Phradis spp.
Posted by Picasa

De schoonheid van grauwsluiers en blinkende wegen


Posted by Picasa

dinsdag 30 augustus 2011

opwekkend ook met opslag (Eemshaven)












Posted by Picasa

our common future Eemshaven






















Posted by Picasa

Verzopen sopt hij zijn bodem leeg




Posted by Picasa

Draagkracht



Het gaat altijd over draagkracht in de natuur.
Zeker wanneer de vitaliteit van een ecosysteem(deel)
tot uitdrukking gebracht moet worden
gaat het in eerste instantie om aantallen en
niet om individuele soorten. Aantallen individuen die een ecosysteem(deel) kan herbergen, doorlaten en buitensluiten, afhankelijk van de grootte, voedselbeschikbaarheid en abiotische factoren als klimaat, bodemgesteldheid, waterhuishouding e.d.

Een systeem met grote beschikbare voedselvoorraden
zal dan ook veel meer dieren kunnen herbergen dan schrale, uitgeputte ecosystemen..
En, waar veel dieren zijn, worden ook veel dieren gegeten op grote schaal. Zo krijg je regels als recht van de gewiekste tijdens eten of gegeten worden, of tijdens vluchten en vrezen naast vraat van vreselijke heersers. Die heersers zijn dan niet zozeer alleen groot en meeslepend (de metafoor van tijger of leeuw), maar soms verholen krengetjes die stiekem van binnen uit de inboedel van een lichaam uitvreten. Ook dan geldt weerbaarheid; dus naast kracht, snelheid is ook vitaliteit en gezondheid maatlat waarlangs overleven wordt gemeten. 

Dat alles, grootschalig leven en doodgaan, 
veroorzaakt selectiedruk door permanente onrust, 
chaos en dus waakzaamheid tijdens de grote dynamiek .

Zo redenerend zal je geneigt zijn te stellen
dat natuur niet zozeer gaat om unieke soorten,
die een bijzonderheidje beschrijven
dat een systeem in zich heeft.
Maar daaraan voorafgaand
gaan de aantallen, grote aantallen, die de draagkracht,
weerbaarheid en robuustheid
van het systeem van belang zijn.


Het komt bij waardevolle ecosystemen neer
op biomassaliteit eerder dan biodiversiteit.
Wellicht is in deze volgorde, eerst massaliteit en dan pas diversiteit,
ook beter te begrijpen hoe een ecosysteem autonoom,
op basis van interne en externe dynamiek (verstoring),
voldoende weerbaar en aanpasbaar reageert op veranderingen
én zich snel kan aanpassen op invloeden.

Vitaliteit en veerkracht worden dan de maatlat en
niet het unieke bijna uitstervende (ken)soortje.
Zo'n soort zegt eerder iets over de mate van uitputting en
aftakeling in het systeem,
dat dan volledig bescherming verdient
om juist één soort in stand te houden.
De wadden zijn zo'n ongetemd en ongeremd stukje dynamiek, 
waar de grote aantallen de boventoon voeren.
Uniek en zeldzaam slechts bijverschijnsel aan de grote getallen.



Terwijl juist veel meer natuur bewerkstelligt kan worden  
met grootschalig denken en handelen 
op de echt grote aantallen individuen per soort.
Vanzelf worden niches geschapen waar weer (en wellicht andere)
"zeldzame, unieke" exemplaren van een enkele soort gaan ontstaan.
Maar dan wel aan het eind van een beheerketen
natuurbescherming en natuurontwikkeling.
En zeker niet aan het begin, door een natuurmuseumpje om één soort in te richten,
ten koste van ontwikkeling veelvoorkomende
andere (ogenschijnlijk minder waardevolle) soorten.


En zo komt de brandnetel weer in het middelpunt van de natuur te staan.
Vliegen miljoenen meeuwen weer te schreeuwen om hun gelijk.
Kreunt het kale jonkertje met harlekijntje eventjes,
met mogelijk verdwijnen,
op een afgerastert stukje natuur om, wie weet,
als plaag elders in een natuurlijk uitgeput systeemdeel
weer te verschijnen. Zonder prikkeldraad en bordjes "pasop zeldzaam uitstervend".



de maat genomen van een dagopbrengst "vliegen" vang


Om wat inzicht te krijgen  op het verborgen  tuinleven is gedurende één week een zgn malaiseval in de tuin geplaatst.

Het vangst principe van de tent is eenvoudig gebaseerd op zgn fototaxis effect. (de bekende vlinder tegen de brandende lamp is een positief fototaxis effect). *


De tent is gemaakt om in hoofdzaak vliegende insecten te vangen. 
Uiteraard is een uitbundige klauteraar als de oorworm ook in staat in de val te lopen. 
Vreemd genoeg, omdat een oorworm een negatief fototaxis effect vertoond (loopt weg van licht, toch niet een gast die je verwacht de val te betreden. 

De gevleugelde insecten dus, zij worden op de doorgaande vliegtocht gehinderd door een verticaal gespannen doek (midden van de tent). Daardoor treedt vluchtgedrag op bij het insect. In geval van de zgn positieve fototaxis zal die vluchtroute naar boven, naar het licht zijn, de nok van de tent. Daar bevindt zich een opening in het doek en een witte doorschijnende pot gevuld met alcohol.
De rest laat zich raden.
   
Deze vangstmethode  levert per dag ongeveer de volgende beelden op;

Grofweg 90% van vangst bestaat uit diptera (vliegen en muggen) gevolgd op de tweede plaats door hymenoptera (bijen en wespen) en een ongedeelde derde, vierde en vijfde plaats voor lepidoptera (schubvleugeligen, in hoofdzaak zgn nachtvlinders en micro's - motjes) en coleoptera (allerlei kevers) en op de zesde plaats
overige vliegende insecten.





De soortensamenstelling varieert per dag afhankelijk van bezonning/  neerslag/ wind
en
uiteraard daaraan gerelateerd
vlieggedrag/ voorkomen van het insect in de tuin. 





Niet opmerkelijk is dat bij koud en regenachtig weer er minder insecten actief zijn. Opmerkelijk daarin tegen  is dat met name kleine parasitaire wespjes actief blijven. Of misschien is dat wel niet zo toevallig omdat de prooi (groter beest) in ruste dan juist eenvoudig aan te vallen is.

De inhoud van de val in een bak sorteren/ selecteren op soorten die mij interesseren resulteert in:
-  nachtvlinders (grotere vlinders kunnen niet gevangen worden in dit zgn type tentvallen. Bovendien zijn alle grotere vlinders goed op het oog levende te determineren en overbodig te vangen. )
- de zweefvliegen (helaas niet te vermijden bijvangst, daar ook de soorten van deze groep vrijwel allemaal  eenvoudig te levend determineren zijn.)
- en sluipwespen. Vanwege vlieg/ zoekgedrag van de meeste sluipwespen zijn deze dieren goed te vangen met de Malaiseval. Daardoor is dit type val uitstekend geschikt voor een quick and dirty inventarisatie op voorkomen van veel soorten sluipwespen uit verschillende families.



Om een indruk te krijgen hoe groot de gevangen dieren zijn is een maatlatje langs de vangst gelegd.



Er zo valt af te lezen dat sluipwespen uit deze vangst variëren in lichaamslengte van een centimeter of wat tot minder dan een millimeter.  Wat niet ongebruikelijk is, grotere exemplaren komen ook voor (>10 cm).





___________
*Er zijn verscheidene hypotheses hoe dit fototaxis gedrag ontstaat. Een daarvan luidt dat het juist niet het licht maar het donker om de lichtkrans heen het insect aantrekt. Anderen zoeken een verklaring in de zgn facetogen (meerdere lenzen per oog) waardoor het insect niet in staat zou zijn te focussen op licht.
Waartoe fototaxis effect dient is een ander verhaal. Mogelijkheid als overlevingsstrategie. Maar dat geldt voor de ene groep insecten wel en anderen ontkennen dit gedrag net zo makkelijk, door in het donker te schuilen. Het resultaat is in geval voor de malaiseval bij een aantal insectengroepen die op licht vliegen: ze vliegen in de val.

maandag 29 augustus 2011

ik vat samen



"Miljoenen" zilvermeeuwen vlogen over

misschien waren het er maar 100.000
maar dan nog werd de middendijk zilvergrijs
verlicht van de meeuwen die minuten
lang overtrokken >landinwaarts<
rond half zeven vanmorgen
ter hoogte van Warffum.




























Blogarchief