dinsdag 30 augustus 2011

Draagkracht



Het gaat altijd over draagkracht in de natuur.
Zeker wanneer de vitaliteit van een ecosysteem(deel)
tot uitdrukking gebracht moet worden
gaat het in eerste instantie om aantallen en
niet om individuele soorten. Aantallen individuen die een ecosysteem(deel) kan herbergen, doorlaten en buitensluiten, afhankelijk van de grootte, voedselbeschikbaarheid en abiotische factoren als klimaat, bodemgesteldheid, waterhuishouding e.d.

Een systeem met grote beschikbare voedselvoorraden
zal dan ook veel meer dieren kunnen herbergen dan schrale, uitgeputte ecosystemen..
En, waar veel dieren zijn, worden ook veel dieren gegeten op grote schaal. Zo krijg je regels als recht van de gewiekste tijdens eten of gegeten worden, of tijdens vluchten en vrezen naast vraat van vreselijke heersers. Die heersers zijn dan niet zozeer alleen groot en meeslepend (de metafoor van tijger of leeuw), maar soms verholen krengetjes die stiekem van binnen uit de inboedel van een lichaam uitvreten. Ook dan geldt weerbaarheid; dus naast kracht, snelheid is ook vitaliteit en gezondheid maatlat waarlangs overleven wordt gemeten. 

Dat alles, grootschalig leven en doodgaan, 
veroorzaakt selectiedruk door permanente onrust, 
chaos en dus waakzaamheid tijdens de grote dynamiek .

Zo redenerend zal je geneigt zijn te stellen
dat natuur niet zozeer gaat om unieke soorten,
die een bijzonderheidje beschrijven
dat een systeem in zich heeft.
Maar daaraan voorafgaand
gaan de aantallen, grote aantallen, die de draagkracht,
weerbaarheid en robuustheid
van het systeem van belang zijn.


Het komt bij waardevolle ecosystemen neer
op biomassaliteit eerder dan biodiversiteit.
Wellicht is in deze volgorde, eerst massaliteit en dan pas diversiteit,
ook beter te begrijpen hoe een ecosysteem autonoom,
op basis van interne en externe dynamiek (verstoring),
voldoende weerbaar en aanpasbaar reageert op veranderingen
én zich snel kan aanpassen op invloeden.

Vitaliteit en veerkracht worden dan de maatlat en
niet het unieke bijna uitstervende (ken)soortje.
Zo'n soort zegt eerder iets over de mate van uitputting en
aftakeling in het systeem,
dat dan volledig bescherming verdient
om juist één soort in stand te houden.
De wadden zijn zo'n ongetemd en ongeremd stukje dynamiek, 
waar de grote aantallen de boventoon voeren.
Uniek en zeldzaam slechts bijverschijnsel aan de grote getallen.



Terwijl juist veel meer natuur bewerkstelligt kan worden  
met grootschalig denken en handelen 
op de echt grote aantallen individuen per soort.
Vanzelf worden niches geschapen waar weer (en wellicht andere)
"zeldzame, unieke" exemplaren van een enkele soort gaan ontstaan.
Maar dan wel aan het eind van een beheerketen
natuurbescherming en natuurontwikkeling.
En zeker niet aan het begin, door een natuurmuseumpje om één soort in te richten,
ten koste van ontwikkeling veelvoorkomende
andere (ogenschijnlijk minder waardevolle) soorten.


En zo komt de brandnetel weer in het middelpunt van de natuur te staan.
Vliegen miljoenen meeuwen weer te schreeuwen om hun gelijk.
Kreunt het kale jonkertje met harlekijntje eventjes,
met mogelijk verdwijnen,
op een afgerastert stukje natuur om, wie weet,
als plaag elders in een natuurlijk uitgeput systeemdeel
weer te verschijnen. Zonder prikkeldraad en bordjes "pasop zeldzaam uitstervend".



Blogarchief